Nu Hans van Zijst met pensioen is, blikt hij samen met Marc Wesselink nog één keer terug: op hun gezamenlijke carrière, de ontwikkeling van SOM en natuurlijk op veertien jaar WesselinkVanZijst. ‘Ook als het halve projectteam in paniek is, blijf ik rustig op m’n stoel zitten.’
Marc: ‘Hans, tijd voor een kleine trip down memory lane. Weet je nog waar en wanneer wij elkaar voor het eerst ontmoetten?’
Hans: ‘Zeker! Dat was in 1992 in Maastricht, tijdens een internationale conferentie over de ontwikkeling van nationaal milieubeleid. Die werd georganiseerd door het International Network of Green Planners (INGP), een netwerkorganisatie over milieubeleidsplanning waarvan wij allebei lid waren.
Ik was als diplomaat voor het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) bezig met milieubeleid, jij verdiepte je daarin als consultant bij adviesbureau ERM. We hadden meteen raakvlakken. Maar eigenlijk herinner ik me vooral een illuster moment in een hot tub in Costa Rica, een paar jaar later.’
Marc: ‘Dat klinkt heel vaag en fout, als je het verhaal niet kent…’
Hans: ‘Een beetje context: we waren in Costa Rica verantwoordelijk voor het proces van een INGP-bijeenkomst. Op een middag stond er voor de deelnemers een bezoek gepland aan het regenwoud. Daar wilden we met de hele groep naartoe, maar ja, we moesten ons avondprogramma nog voorbereiden. Wij tweeën zijn toen in het hotel gebleven om die voorbereiding te doen.
Op een gegeven moment waren we klaar, en het was bloedheet. Dus zijn we maar in dat water gaan zitten. Toen de groep bezweet terugkwam uit het klamme oerwoud, zaten wij met z’n tweeën nog steeds in die hot tub. Een memorabel moment! In dat bubbelbad vroeg jij me voor het eerst of ik bij ERM wilde komen werken. Daar is het achteraf gezien begonnen, voor ons.’
Marc: ‘Over onze samenwerking wil ik het straks uitgebreider hebben, nu eerst een bruggetje naar de inhoud: wanneer kwam voor jou de ‘klik’ met het mutual gains-gedachtegoed?’
Hans: ‘Ook dat was begin jaren ’90: de mutual gains approach (MGA) waaide over uit Amerika en nam hier in Nederland een enorme vlucht. Bij het ministerie werkten mijn collega’s en ik al een tijdje aan een nieuw, landelijk milieubeleidsplan. We stapten af van het simpelweg opleggen van strikte regels en limieten aan bedrijven. In plaats daarvan kwam het besef dat we de industrie nodig hadden voor onze economie en werkgelegenheid, maar dat het milieu tegelijkertijd schoner moest worden.
Dit alles gebeurde dankzij het ministerschap van Pieter Winsemius in de jaren daarvoor. Het vroeg om een nieuwe aanpak: samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid en andere betrokkenen, om samen de beste oplossingen te vinden.
Die nieuwe manier van denken sloot perfect aan bij de mutual gains-aanpak, waarbij alle partijen voordeel halen uit de samenwerking. Dat kwartje viel bij steeds meer mensen. Ook bij mij. Mutual gains was, kortom, de ideale onderlegger om milieubeleid verder op de kaart te zetten. Ik zag vrij snel daarvan de potentie in, geloofde dat die aanpak meerwaarde biedt – nog steeds trouwens. In 1986 was ik betrokken bij een van de eerste convenanten, die over het verlagen van het kwikgehalte in kleine batterijen. Daarna volgden veel afspraken met de industrie. Na twee decennia normerende wetgeving werd dat de dominante aanpak.’
Marc: ‘Jij wijst meestal naar anderen die hierin het voortouw in namen, zoals MIT-hoogleraar Larry Susskind en de verantwoordelijke topambtenaar van het ministerie. Maar zelf speelde je toch ook een belangrijke rol bij de ontwikkeling en verspreiding van mutual gains?’
Hans: ‘Ik zat van 1991 tot en met 1994 in Washington. Het ministerie schoof mij naar voren om lezingen te houden over het Nederlandse milieubeleid. Het was echt nog de tijd van ‘Nederland missieland’, hè. Intussen is dat missionaire gevoel helemaal weggeëbd, maar destijds vonden we het heel belangrijk om andere landen te vertellen hoe wij de samenwerking in ons land aanpakten.
Bovendien, de Nederlandse industrie had zoiets van: prima als wij vooroplopen met milieubeleid, maar dan willen we wel graag dat de rest van de wereld een beetje bijtrekt (equal playing field). Dus ik reisde overal naartoe om te vertellen hoe wij, overheid en bedrijfsleven samen, dit deden.’
Marc: ‘Iets heel anders wat de meeste mensen niet weten: jouw rol bij de Tweede Internationale Waterconferentie, in maart 2000 in Den Haag. Vertel eens?’
Hans: ‘Het is dan intussen 1998, er zat bij VROM een reorganisatie aan te komen. Jij probeerde me nog steeds te overtuigen om bij ERM te komen werken, waar je inmiddels directeur was. Ik had daar op zich interesse in, maar hield het een beetje af. Totdat het ministerie van Buitenlandse Zaken vroeg of ik de internationale waterconferentie van 2000 wilde organiseren.
We gaan het groots aanpakken, zeiden ze. Dat leek me wel wat, en zoiets kon het makkelijkst als extern adviseur. Dus in november ’98 trad ik in dienst bij ERM, om vanuit dat bureau de Waterconferentie te organiseren. Vanaf dat moment was ik drie à vier dagen per week druk met die wereldwaterconferentie, tweeënhalf jaar lang. Het werd nog veel groter dan ik dacht.’
Marc: ‘Tijdens die conferentie speelde prins Willem-Alexander ook een rol, toch?
Hans: ‘Ja, de kroonprins was voorzitter van de conferentie. Een belangrijk moment in de Nederlandse constitutionele geschiedenis, want dit was de eerste keer dat Willem-Alexander naar buiten trad als ambassadeur van het Nederlandse watermanagement. Hij was er heel serieus mee bezig. Vanuit het ministerie had hij een adjudant die ‘m ondersteunde en hij werd bijgepraat door de crème-de-la-crème van de waterwereld.’
Marc: ‘Een waanzinnig project. Vlak daarna werd je écht adviseur bij ERM, toch?’
Hans: ‘Klopt – maar niet lang daarna stapte jij over naar TwynstraGudde! Dat was wel een bummer. Maar goed, bij ERM nam ik de verantwoordelijkheid voor overheidsprojecten over. Als extern adviseur kreeg ik allerlei faciliterende voorzittersrollen bij grote participatietrajecten. Dan zat ik weer zeven avonden te praten over nieuw natuurbeleid, en vervolgens veertien avonden over nieuw beleid rondom luchtkwaliteit.
Participatie was trouwens een groot woord, wat daar gebeurde was voor 90% zenden. Tijdens zo’n avond kwamen mensen van het ministerie over de plannen vertellen. Op het eind was er tijd voor een paar vragen. Dat zouden we nu totaal anders aanpakken.’
Marc: ‘Wat dat betreft was het project-Maasvlakte 2 voor mij een keerpunt. Zowel inhoudelijk, omdat we écht aan de slag gingen met Strategisch OmgevingsManagement, als voor onze samenwerking. Hoe zie jij dat?’
Hans: ‘Klopt! Ik was in 2005 voor mezelf begonnen en dat gaf ons eindelijk de vrijheid om samen te werken zonder dat we vastzaten aan ingewikkelde concurrentie-afspraken. Jij belde meteen, ik hoor het je nog zeggen: ‘Het is tijd dat wij eens écht samen iets gaan doen.’’
Marc: ‘Ik werkte toen al aan de Tweede Maasvlakte en jij sloot als zzp’er aan bij ons team. Niet veel later werden we gebeld: of we hetzelfde konden doen bij de nieuwe A4 Delft-Schiedam. Toen ging het balletje rollen. Zeg, ik heb me weleens afgevraagd: waarom werkt het zo goed tussen ons? Zelf ben ik meer een zoeker, een verbinder: ik zie overal ruimte en kansen. Om dat succesvol te kunnen doen, heb je iemand nodig die dat ook ziet én die goed is in dingen afmaken. Die puzzelstukjes passen heel mooi in elkaar. Wat denk jij?’
Hans: ‘Beter kan ik het niet zeggen! Ik heb vanaf het allereerste begin een bepaalde chemie tussen ons gevoeld. In mijn tijd op het ministerie kwam jij regelmatig bij ons op kantoor voor overleg. Dan stak je altijd even je hoofd om de deur. En regelmatig betrapte ik mezelf op de gedachte: wat is het toch ontzettend leuk om met die man te werken.
Dus toen je me in het najaar van 2010 liet weten dat je weg wilde bij TwynstraGudde, en daar meteen de vraag aan toevoegde of wij niet samen een bedrijf zouden oprichten, twijfelde ik geen moment. Je zei: ik wil echt alleen nog maar strategisch omgevingsmanagement doen, niet meer al die voorzitterschappen. Gewoon lekker met z’n tweeën aan de slag. Nou, en zo ontstond WesselinkVanZijst.’
Marc: ‘Al bleven we niet lang met z’n tweeën. Na krap anderhalf jaar kwam Mart al in dienst. Daarna Janneke, Jeroen, Eric… en de rest is history.
Als ik de kaart van Nederland erbij pak, kun je nu toch een aantal serieuze cirkels trekken rondom ruimtelijke projecten waar jouw handtekening bij staat. De Tweede Maasvlakte, de A4 Delft-Schiedam, de Blankenburgverbinding, de Zuidas… Is het toeval, dat je altijd zulke grote projecten hebt gedaan?’
Hans: ‘Nee, dat is geen toeval. Want als je er eenmaal in rolt, raak je bekend in het wereldje. Kijk naar de mensen die aan de Betuwelijn hebben gewerkt, of aan andere grote ruimtelijke ingrepen: je komt telkens dezelfde professionals tegen. Want het zijn er maar een paar die dit kunnen, die de kennis en ervaring om zulke grote maatschappelijke opgaven te begeleiden. En de beste professionals hebben altijd een volle agenda.’
Marc: ‘Als je terugblikt, wat is dan jouw ‘handtekening’ bij zulke opdrachten? Wat kenmerkt je werk?’
Hans: ‘Rust brengen. Dat krijg ik van iedereen terug. Bij grote opgaven, met gigantische belangen, gaat vaak van alles mis. Dan is er weer een crisisberaad, en bellen ze mij. Ik ga dan eerst rustig kijken: wat is hier nou echt aan de hand? Kunnen we de partijen samen aan tafel krijgen? Het halve projectteam zit soms in de paniekmodus, maar ik blijf altijd gewoon op m’n stoel zitten.
Die rust is heel belangrijk, omdat vanuit emotie vaak verkeerde reacties volgen. Daarom: eerst tot tien tellen, ademhalen, dan nog een keer tellen en de situatie grondig analyseren. Wat is er gebeurd? Zijn de belangen veranderd? Zijn er belangen over het hoofd gezien? En dan in gesprek gaan, bij de ander verifiëren of jouw analyse klopt: niet veroordelend, maar open en – nog steeds – oprecht geïnteresseerd. Trouw blijven aan onze uitgangspunten van MGA en SOM.’
Marc: ‘Laatste vraag: ons gezamenlijke projectje, WesselinkVanZijst – hoe kijk jij daar persoonlijk op terug?’
Hans: ‘Dat is natuurlijk geen ‘projectje’, hè. Weet je, in mijn werkzame leven heb ik nooit eerder zo lang in hetzelfde team gewerkt. Vanuit VROM werkte ik zes jaar bij afvalstoffen, drie jaar in informatiebeleid, drie jaar in Amerika, vijf jaar bij internationale milieuzaken. Toen vijf jaar bij ERM, vijf jaar voor mezelf… en dan ineens veertien jaar WesselinkVanZijst. Dat zegt wat!
En dit is niet zo gelopen omdat ik ouder werd en geen zin meer had in verandering. Het was een groot feest om ons bureau te ontwikkelen. Met prachtige, trouwe opdrachtgevers én met een groeiende groep enthousiaste collega’s. Het was ook een commitment die wij tweeën naar elkaar uitspraken in dat najaar van 2010. Op dat moment wist ik: dit is een avontuur. Het gaat ons lukken, én ik doe dit tot ik met pensioen ga.’
Marc: ‘En zo is het gegaan. Dank je wel Hans, en tot snel!’